Logo Genealogie in Limburg

Regels van standaard vererving onroerend goed volgens Recueil der Recessen Maastricht 1665

Genealogen die iets verder kijken dan de standaard bronnen, komen al heel gauw in aanraking met documenten waarin iets meer kennis verwacht wordt van de in de betreffende tijd geldende regels en wetten. Aangezien Limburg in vroeger tijden nogal versnipperd was, is het soms heel moeilijk om te achterhalen welke regels in die tijd, in het betreffende rechtsgebied golden.

Er zijn een aantal boeken verschenen waarin de regels die voor bepaalde streken in Limburg golden beschreven worden, o.a. door dr. A. Fl. Gehlen[1], en door Peter D. Westerveld[2]. Het enige probleem bij deze studies is, dat ze nogal “academisch” zijn, en door de gemiddelde genealoog niet snel bestudeerd zullen worden. Echter voor genealogen is deze materie bijzonder interessant en belangrijk, aangezien hiermee vaak familierelaties bepaald en verklaard kunnen worden.   
Dit bracht mij op het idee om een poging te wagen een “versimpelde versie” op te zetten, waarbij ik soms expres voorbij zal gaan aan bepaalde specifieke problemen. Het gros van de akten zal hiermee echter goed begrepen kunnen worden.   
Vooral wil ik hierin de reguliere vererving van goederen behandelen, d.w.z. vererving zonder dat er een testament opgemaakt is. Dit is genoteerd in het “Receuil der recessen” zoals die opgeschreven zijn in 1665 voor de stad Maastricht. Het “Recueil” was een vastlegging van de op dat moment in Maastricht geldende regels, en was opgesteld in opdracht van beide stadsheren, zowel de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden als de Prinsbisschop van Luik. Via Delpher is een PDF hiervan te downloaden[3].

Titelpagina recessen

Wel even opletten, de Maastrichtse wetten golden natuurlijk niet voor het hele grondgebied van de huidige provicie Limburg, en er kunnen dus lokaal afwijkende regels gegolden hebben. Wel zullen de wetten vaak grotendeels overeenkomen.

Algemene verervingsregels

Onroerende goederen

Deze staan beschreven in artikel 1 t/m 7 van Capittel XLIII in het Receuil der recessen. Een uitleg hiervan geeft Gehlen[1 blz. 190 t/m 192].  
Indien één van de twee partners van een echtpaar sterft met nalating van kinderen, behield de langstlevende het vruchtgebruik van alle onroerende goederen. Dit betrof zowel gemeenschappelijk aangekochte goederen (acquesten), als de goederen afkomstig van hemzelf of de overleden partner. Wilde de achtergebleven partner echter een handeling verrichten op deze goederen, bijvoorbeeld verkopen, of gebruiken als onderpand voor een lening, dan moest hij daar de toestemming van zijn kinderen voor hebben. Die bezaten namelijk het “blote eigendom”. Dus vruchtgebruik en eigendom waren gescheiden.

Na overlijden van de langstlevende verkregen de kinderen geboren uit het betreffende huwelijk het complete eigendom. Kinderen uit een eventueel nieuw huwelijk van de langstlevende kregen dit niet.  
Had de langstlevende al het “blote eigendom” op goederen afkomstig van ouders of schoonouders op het moment van overlijden van de eerste partner, dan verviel dit “blote eigendom” na overlijden van de langstlevende partner slechts aan kinderen uit dat betreffende huwelijk, dus niet aan kinderen uit een eventueel volgend huwelijk.  
Goederen aangekocht door de langstlevende partner na het overlijden van de eerste partner, vererfden aan de kinderen uit een eventueel tweede of volgend huwelijk.  
Kwam een “bloot eigenaar” te overlijden met achterlating van partner en kinderen, dan erfde de partner niets, maar ging het “blote eigendom” naar zijn kinderen uit dat huwelijk. Wanneer daarna de tochtenaar (ouder-vruchtgebruiker) van de reeds overledene partner stierf, dan ging het gehele eigendom naar de kinderen uit zijn huwelijk. 

Roerende goederen

Bovenstaande verervingsregels golden niet voor roerende goederen. Deze gingen in zijn geheel over naar de langstlevende partner. Hierbij dient in de gaten gehouden te worden, dat goederen die nooit officieel “gegicht”, dus geregistreerd waren, golden als roerende goederen. 

Dus ook grond en huizen kunnen roerend zijn. Iets wat voor mezelf nog niet helemaal duidelijk is, hoe omgegaan werd met uitgeleend geld, waarop land of gebouwen als onderpand geregistreerd stonden. Dit werd meestal ook gegicht. Betekent het dat dit geld als onroerend goed vererfde?

Overlijden zonder nakomelingen

Wanneer iemand stierf die geen kinderen had, vererfden de goederen anders.  
Hier werd verschil gemaakt tussen stokgoederen, acquesten en patrimoniale goederen die geen stokgoederen waren.   
“Stokgoederen of stamgoederen waren familiegoederen die ten minste éénmaal in rechte nederdalende lijn vererfd waren.”[1]  
Stokgoederen gingen terug naar de kant waar ze vandaan gekomen waren. (Kant van de man of van de vrouw).  
Acquesten (aankopen tijdens het huwelijk) werden gelijkelijk verdeeld tussen verwanten van beide kanten. (½ en ½ ).

Een fictief voorbeeld uitgewerkt

fictieve stamboom

Bovenstaand een overzicht van de fictieve stamboom “Persoon-Bazen”. Opgelet ieder persoon in dit overzicht heeft een lettercode, waardoor gemakkelijk naar personen verwezen kan worden. Verder betreft dit uitsluitend vererving van onroerende goederen, en geen van de overledenen heeft een testament gemaakt.

- Overlijden B: Lies Bazen in 1670   
Ze heeft nog 2 kinderen en echtgenoot  
Het vruchtgebruik van alle goederen van het echtpaar gaat naar echtgenoot (A, Jan Persoon), en het blote eigendom gaat naar kinderen (C: Karel Persoon en E: Dirck Persoon).

- Overlijden E: Dirck Persoon in 1675  
Hij laat 3 kinderen en echtgenote na  
Het vruchtgebruik van de gezamenlijke goederen gaat naar de echtgenote (F: Catrijn Verlopen) , blote eigendom van die goederen gaat naar kinderen H, I en J (Jan, Catrijn en Herman Persoon). Verder krijgen die kinderen het blote eigendom van de goederen waarvan hun grootvader (A, Jan Persoon) nog vruchtgebruiker is.

- Nieuw huwelijk F: Catrijn Verlopen 1677  
Zij treedt in een tweede huwelijk met G (Joseph Twee), uit dit huwelijk wordt in 1678 een kind geboren (K: Lies Twee)

- Overlijden A: Jan Persoon 1680  
Jan Persoon sterft. Op dat moment gaat het volledige eigendom voor de helft naar zijn zoon (C: Karel Persoon) en voor de andere helft naar zijn kleinkinderen (H, I, en J, Jan, Catrijn en Herman Persoon).

- Overlijden F: Catrijn Verlopen 1690  
Wanneer zij overlijdt gaat het vruchtgebruik dat ze had vanwege het overlijden van haar eerste echtgenoot, over naar de kinderen die ze had met haar eerste echtgenoot E (Dirck Persoon). (H, I en J, Jan, Catrijn en Herman Persoon). Dit zijn dus de goederen, zowel afkomstig van haar kant als afkomstig van de kant van haar eerste echtgenoot.  
Haar kind K (Lies Twee) krijgt het blote eigendom van de goederen verworven in haar huwelijk met G (Joseph Twee), en het blote eigendom van de goederen afkomstig van haar vader G (Joseph Twee). (Indien deze niet al kinderen had uit een eerder huwelijk).

-Overlijden D: Jenne Bovenbaas 1694  
Wanneer Jenne overlijdt blijft alles in eigendom van haar echtgenoot C (Karel Persoon)

- Overlijden C: Karel Persoon  
De stokgoederen oorspronkelijk afkomstig van A en B (Jan Persoon en Lies Bazen) gaan terug naar die kant van de familie en zullen verdeeld worden door H, I, en J, Jan, Catrijn en Herman Persoon)  
De stokgoederen afkomstig van D (Jenne Bovenbaas) gaan terug naar haar bloedverwanten. De rest, acquesten en patrimoniale niet zijnde stokgoederen, wordt gelijkelijk verdeeld verdeeld tussen de bloedverwanten van C en D (Karel Persoon en Jenne Bovenbaas).

Ik hoop met dit stukje enige duidelijk verschaft te hebben over de “successiën ab intestato”. Ofwel vererving zonder testament.  
 

1. Gehlen, A. Fl. Het notariaat in het tweeherig Maastricht, een rechtshistorische schets van de inrichting en practijk van het Maastrichtse notariaat vanaf zijn opkomst tot aan het einde van de tweeherigheid over de stad (1292-1794), Maaslandse Monografieën, van Gorcum, Assen,  1981. ISBN 90 232 1848 5.

2. Westerveld, Peter D. ¨Het devolutierecht in het Overkwartier van Gelder, een studie aan de hand van het Gelderse Land- en Stadsrecht (1620) en enkele achttiende-eeuwse rechtsgeleerde adviezen¨. In: Publications de la société historique et archéologique dans le Limbourg 1993, blz.67-156.

3. Recueil der recessen, wegens beyde de genaedige heeren ende princen, alhier geëmaneert in den jaere 1665, Lambert Bertus, Maestricht, 1719.  
 

Comments